STANDPUNT VAN NATUURFILOSOOF MATTHIJS SCHOUTEN
Hoe ons beeld van de natuur verandert en wat dit betekent voor mens en maatschappij.
Ecoloog en filosoof Matthijs Schouten legt zich toe op de relatie tussen mens en natuur. Hoe kijken mensen naar de natuur en hoe evolueert die blik? Matthijs was actief in natuurbeheer en -bescherming en werkt vandaag bij het Nederlandse Staatsbosbeheer. Daarnaast is hij actief als hoogleraar aan de universiteit van Cork in Ierland.
Dirk Vandenbussche, directeur dienst Duurzaam Milieu- en Natuurbeleid van provincie Antwerpen, ging met hem in gesprek.
Dirk: Hoe is de relatie mens-natuur door de eeuwen geëvolueerd? En welke factoren spelen daar een rol in?
Matthijs: Hoe mensen naar de natuur kijken en zich ertoe verhouden, hangt af van de persoonlijke levensgeschiedenis en de plaats waar je geboren wordt en opgroeit. Maar ook van de culturele context. De mens als heerser of eigenaar van de natuur is vanaf de klassieke oudheid de heersende grondhouding in het Westen geweest. Dat beeld is nu aan het verschuiven van antropocentrisch – de mens centraal – naar ecocentrisch – het ecosysteem centraal.
In de islam en het jodendom overheerst het beeld van de mens als rentmeester die de natuur mag gebruiken maar vooral moet beheren voor de eigenaar, de schepper. Dat rentmeesterschap kent overigens een moderne seculiere vorm, ook in het Westen, namelijk in het beeld van duurzaamheid. Het rentmeesterschapsbeeld stelt dat wij de aarde duurzaam moeten gebruiken zodat ook volgende generaties nog in welzijn kunnen leven.
In het boeddhisme, hindoeïsme en veel vroege culturen heerst het beeld van het partnerschap, mens en natuur als partners.
Een ander beeld dat veel voorkomt bij vroege culturen, ook in het Taoïsme bijvoorbeeld, is dat de mens een deel is van het grotere geheel en hij niet los te zien is van de natuur. Dat noemen we participatie: de mens die deelneemt aan de natuur.
“Van een wereldbeeld waarin de mens centraal staat, evolueren we naar een wereldbeeld waar de mens deel uitmaakt van het grotere geheel.”
Dirk: In beleidsteksten duikt steeds vaker het concept ‘shifting baseline syndroom’ (*) op, wat kan leiden tot andere inzichten in natuurbeleid en -behoud. Hoe moeten we dit interpreteren?
Matthijs: In de westerse samenleving is de grondhouding tegenover de natuur aan het veranderen van heerser naar rentmeester en participant. 50 à 60 jaar geleden ging iedereen ervan uit dat de natuur van en voor ons was. Van een wereldbeeld waarin de mens centraal staat evolueren we naar een wereldbeeld waarin de mens deel uitmaakt van het grotere geheel. Door alle crisissen die we meemaken, de klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis … reflecteren we over wat we aan het doen zijn met de wereld en onze rol erin. Ook de Kerk verandert van visie. Door de globalisering komen we ook steeds meer in contact met niet-westerse denkbeelden. En inderdaad, het shifting baseline syndroom is beslist ook aanwezig. Ik stel het vast bij mijn studenten. Op excursie zeggen ze: “wat is dit toch prachtige natuur!”. Maar die plek ken ik van 50 jaar geleden toen die veel rijker en diverser was en waarvan ik nu denk: dit is armzalige natuur! Het is het enige wat de huidige generatie kent als natuur. Dat shifting baseline syndroom is vanuit natuurbeschermingsperspectief zorgwekkend, want het beeld van wat goede, mooie en belangrijke natuur is, is elke generatie anders.
Dirk: Hoe kunnen we zorgen voor een duurzame toekomst voor onze natuur? Waar liggen de prioriteiten?
Matthijs: Als we uitgaan van een grondhouding van partnerschap en participatie moeten we een natuurcontract aangaan. We moeten onze menselijke belangen en verlangens afwegen tegen de belangen van de natuur. Bij alles wat we doen, van landbouw tot infrastructuur, nieuwe ontwikkelingen ... Als we van daaruit handelen, ga je naar een duurzame toekomst. Maar dat vereist dus een verandering van grondhouding. Die verschuiving is nu aan de gang, maar ze speelt zich grotendeels alleen nog maar cognitief af. De wetenschap beweert het en we praten er zondags aan tafel over, maar maandag gaan we weer naar het werk op een onduurzame manier en kopen we onduurzame producten omdat we die nieuwe grondhouding nog niet geïnternaliseerd hebben. Het is cruciaal dat we ons weer wezenlijk ‘her-verbinden’ met de wereld waar we deel van uitmaken, niet alleen met ons hoofd maar ook met ons hart.
“We moeten onze menselijke belangen en verlangens afwegen tegen de belangen van de natuur.”
Dirk: Sommige experts ijveren voor een universele verklaring voor de afhankelijkheid van de natuur. Zou dat een synoniem van het natuurcontract kunnen zijn?
Matthijs: Absoluut! In Ecuador staat in de grondwet dat de natuur een rechtspersoon is, die net zoals de mens rechten heeft. En enkele maanden geleden is een zoute binnenzee in Spanje tot rechtspersoon verklaard. In Nederland wil de ‘Ambassade van de Noordzee’ de Noordzee tot rechtspersoon verheffen. In onze rechtsfilosofie ben je een rechtspersoon wanneer je een wil en handelingsbekwaamheden hebt. Dat zijn u en ik, maar ook Shell en een bank. Maar de natuur zien we merkwaardig genoeg niet als een rechtspersoon, zo is de natuur ook nooit een partner. De idee van rechtspersoonlijkheid voor de natuur is dus de basis van een natuurcontract.
Dirk: En dan die hele grote uitdaging: hoe zetten we die stap van hoofd naar hart?
Matthijs: Dat moet via meerdere wegen gebeuren. In de eerste plaats via het onderwijs. Wij voeden onze kinderen op met heel veel begrippen over de natuur maar ze komen er maar weinig echt in aanraking mee. Terwijl onderzoek uitwijst dat als je kinderen de ruimte geeft om zelf de natuur te ontdekken, zich te verwonderen, zich ermee te verbinden, ze er niet alleen veel geïnteresseerder in zijn, maar ze ook socialer en opener worden. Ook de kunsten doen ertoe. Zangers, dichters, musici en beeldende kunstenaars raken meteen een ander niveau van emotie en ervaring aan. Tot slot moeten we het in duurzaamheidstrainingen ook hebben over wat ik de ‘binnenkant van duurzaamheid’ noem. Als we niet van binnenuit gemotiveerd zijn, blijven andere initiatieven zoals innovatie, gemorrel in de marge.
Via allerlei opdrachten probeer ik leidinggevenden en CEO’s weer met de natuur te verbinden. Zo vraag ik hen elke dag 10 minuten te kijken naar iets dat niet door de mens gemaakt is. Observeren, meer niet. Dan gebeuren er wonderlijke dingen. Zo was er een CEO van een groot bedrijf die naar een boom ging kijken die al 30 jaar voor zijn huis stond. Na een paar weken kon hij de deur niet meer uit zonder die boom te groeten. Er was een relatie ontstaan en dat had effect. Toen hij ontdekte dat zijn bedrijf massa’s niet gecertificeerd hout inkocht, is hij meteen overgestapt naar duurzaam geproduceerd hout. En dat alleen door zich weer te verbinden, door die boom niet te zien als een object maar als een aanwezigheid. Het valt me op hoe makkelijk en snel mensen deze stap zetten. We hebben het gewoon afgeleerd. Als we er meer ruimte voor creëren in ons dagelijks leven, herstelt de relatie vanzelf.
“Als we niet van binnenuit gemotiveerd zijn, blijven alle initiatieven gemorrel in de marge.”
Dirk: Dagelijks 10 minuten lijkt me alvast geen onmogelijke opgave. Welke aandachtspunten zie je voor het beleid?
Matthijs: Ons natuurbeleid is heel lang een defensief beleid geweest. We bakenden natuurreservaten af waarin we de natuur konden beschermen. Buiten die reservaten deden we aan cultuur. We hebben het landgebruik buiten ons beschermd terrein zo geïntensiveerd dat het in onze natuurgebieden ook niet goed meer gaat. Er is verdroging, vermesting, versnippering … Het toekomstige natuurbeleid moet het roer omgooien. Interessant is het oud-Indische model over ruimtelijke ordening. Rond de dorpen had je eerst de Shrivan zone, het ‘bos van de voorspoed’. Daar werden bananenbomen geplant, werd er geboerd en mochten wilde planten en dieren hun gang gaan zolang ze geen schade aanbrachten. Daarbuiten lag de Tapovan zone, het ‘bos van de ascese’. Daar mochten mensen naartoe om te mediteren, je spiritueel ontwikkelen of kluizenaar te worden, zolang je de natuur geen schade toebracht. Die twee zones kun je vergelijken met ons landelijk buitengebied en onze natuurreservaten. In de laatste mag je recreëren, op adem komen, maar je mag de wilde planten en dieren geen schade toebrengen. In India was er nog een derde zone: de zone van de Mahavan, ‘het grote bos’, waar je als mens helemaal niet mocht komen. Dat was van de natuur zelf. Een mooi voorbeeld van partnerschapsrelatie. Aan de ene kant de mens, aan de andere kant de natuur: ieder zijn eigen domein en daartussen ontmoet je elkaar. We zouden dus gebieden moeten aanwijzen waar de mens helemaal niet mag komen (om te laten zien dat de natuur niet van ons is) en gebieden waar de belangen van de mens voorop staan. Daartussen combineren we alles wat we doen ook met natuur. Zo heffen we de onlogische scheiding tussen natuur en cultuur op. Dan krijg je plekken waarin de natuur het primaat heeft, maar daarbuiten combineren we alles wat we doen ook met natuur. De stedenbouw en architectuur worden meer vernatuurlijkt door groen, onze landbouw wordt groener, wegen krijgen meer bloemrijke bermen ... Zo creëren we een andere ruimtelijke ordening waarin de natuur meer voet aan de grond krijgt in onze leefomgeving en krachtiger wordt. En dat is ook goed voor ons.
Dirk: Kortom, de natuur dagelijks in ons leven binnenbrengen?
Matthijs: Voilà, en zo kan je je ook herverbinden. Als je nu door een stad loopt die alleen maar van beton is of een agrarisch landschap dat alleen maar uit mais bestaat, dan is verbinden niet gemakkelijk. Als je door een stad loopt waar dingen bloeien en vogels vliegen en door een landbouwgebied wandelt met veel wilde planten en dieren, dan komt die connectie weer vanzelf.
Dirk: Heb je nog een laatste boodschap of wijze raad die je wil meegeven?
Matthijs: Ik raad iedereen aan om 10 minuten per dag te kijken naar iets dat niet door de mens gemaakt is. Probeer ook eens te luisteren naar hoe we over de natuur praten. Natuur wordt heel erg instrumenteel, geobjectiveerd beschreven. Zelfs bij natuurbeschermers die natuur beschermen omwille van de biodiversiteit, want dat is goed voor de mens. Op een duurzaamheidscongres hoorde ik voortdurend zinnen als “we moeten de natuur veel meer inzetten voor koolstofvastlegging”. Een heel duurzame gedachte, we moeten meer bossen planten! Toen moest ik terugdenken aan een traditionele landbouwer in Ierland. Toen we over zijn land wandelden, bleef hij plots staan en was hij zeker een minuut stil voor een grote rotspartij. Toen zei hij: “Don’t the rocks display themselves beautifully today?” Kijk, dit is een andere relatie. De rotsen waren niet instrumenteel. Ze waren aanwezigheden die hij kende en waar hij een verbinding mee had. Als we zo over natuur praten in plaats van haar functioneel in te zetten, dan kan er al iets veranderen. Sta dus stil bij hoe je over de natuur praat. Praat je er als heerser, als beschermer, als partner of als participant over?
Dirk: Een mooie afsluiter. Hartelijk dank!
“Ik raad iedereen aan om 10 minuten per dag te kijken naar iets dat niet door de mens gemaakt is.”
(*) Dat mensen van jongere generaties niet meer weten hoe divers en rijk de natuur was tijdens de generaties die voor hen kwamen, wordt het ‘shifting baseline syndroom’ genoemd.
Meer weten?
Dirk Vandenbussche
Directeur dienst Milieu-en Natuurbeleid
Deel dit artikel