STANDPUNT VAN KRIS VERHEYEN
Hoe planten we het bos van de toekomst
De klimaatverandering doet ons grondig nadenken over een toekomstgericht bosbeheer. Hoe maken we onze bossen weerbaar tegen extreme weersomstandigheden? Is het verantwoord om uitheemse boomsoorten aan te planten en met welke factoren moeten we rekening houden? Volgens professor Kris Verheyen is diversificatie één van de manieren om onze bossen weerbaar te maken tegen klimaatverandering. Britt Biermans, beleidsadviseur Natuur & Landschap bij de provincie Antwerpen, ging met hem in gesprek over dit boeiende onderwerp.

Kris Verheyen is professor aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van de Universiteit Gent. Sinds 2004 leidt hij het Labo Bos & Natuur. Bosecologie en bosbeheer vormen zijn hoofdexpertise.
Britt: De gevolgen van de klimaatverandering zijn overal zichtbaar en we krijgen steeds vaker te maken met extreme weersomstandigheden. Ook onze bossen en inheemse bomen lijden eronder. De bossen moeten kunnen overleven in het klimaat dat over honderd jaar zal heersen. Moeten we dan bij de aanplant kiezen voor andere (uitheemse) boomsoorten?
Kris: De klimaatverandering verplicht ons om grondig na te denken over het gebruik van andere boomsoorten dan degene die we nu als inheems beschouwen. Maar dat moet beredeneerd en met de nodige omzichtigheid gebeuren.
Het team van een collega-professor uit München maakte een analyse van boomsoorten verspreid over heel Europa. Hij onderzocht welke soorten in verschillende regio’s op dit moment, in die regio, nog geschikt zijn: want als je nu een bos aanplant, moet het over honderd jaar nog kunnen groeien. Afhankelijk van het klimaatscenario dat je toepast en van de bestudeerde regio, blijkt het aantal boomsoorten nog in aanmerking komt, af te nemen met 30 tot 50%.
Een belangrijke maatregel om onze bossen weerbaarder te maken tegen klimaatverandering is het diversifiëren van boomsoorten. Dat wordt echter moeilijk als er maar een beperkt aantal soorten beschikbaar zijn. In dit opzicht kan men overwegen om uitheemse soorten met vergelijkbare ecologische kenmerken te introduceren, ter vervanging van de door het klimaat bedreigde inheemse soorten.
“De klimaatverandering verplicht ons grondig na te denken over het gebruik van andere boomsoorten dan degene die we nu als inheems beschouwen. Maar dat moet beredeneerd en met de nodige omzichtigheid gebeuren.”
Kris Verheyen
Britt: In het kader van natuurbeheer zijn er vaste natuurstreefbeelden. Nieuwe (uitheemse) soorten inbrengen is omstreden.
Kris: Bij de introductie van nieuwe soorten is ook de context belangrijk en moet je duidelijk formuleren wat je wil bereiken. Stel dat de beuk uitvalt in een gebied waar natuurbehoud de hoofddoelstelling is, dan kan je opteren om niets te doen als je vooral spontane processen wil laten spelen. Anderzijds kan je ook overwegen om er een nieuwe schaduwwerpende soort te introduceren indien het behoud van een koel bosmicroklimaat belangrijk is voor bepaalde aanwezige ongewervelden of kruidlaagsoorten.
In gebieden waar andere doelstellingen dan natuurbehoud belangrijk zijn, is de introductie van nieuwe soorten potentieel makkelijker te verantwoorden. Willen we in de toekomst bijvoorbeeld nog hout produceren, dan hebben we voldoende goed groeiende boomsoorten nodig die aangepast zijn aan de betreffende groeiplaats.
Ook in een stedelijke context kun je de introductie van nieuwe soorten motiveren. Het is duidelijk dat je in zo’n omgeving vitale bomen nodig hebt om het stedelijke hitte-effect aan te pakken. Er moeten met andere woorden ook duidelijke, context-specifieke beheerdoelstellingen geformuleerd worden bij de argumentatie voor het al dan niet introduceren van nieuwe soorten.
Britt: We willen ons voorbereiden op de toekomst. Maar hoe ziet het klimaat van de toekomst eruit? Hoeveel houvast bieden de modellen?
Kris: Ik heb vertrouwen in de modellen. Het IPCC (het Intergovernmental Panel on Climate Change) vergaart al sinds eind jaren 80 kennis over de klimaatverandering. In elke wetenschap is er onzekerheid en die wordt groter naarmate je verder in de toekomst kijkt. Maar de voorspelling die de klimaatwetenschappers maken, mogen we als de best beschikbare kennis beschouwen. De laatste jaren zien we dat sommige processen sneller gaan dan verwacht. De klimaatverandering is geen lineair gegeven. Een aantal voorspelde kantelpunten werden eerder bereikt dan voorzien.
Britt: Moet de mens ingrijpen, of kunnen we erop vertrouwen dat de natuur zelf een oplossing vindt?
Kris: Ik denk dat actie nodig is. De natuur heeft de huidige situatie nog nooit meegemaakt. De klimaatverandering heeft zich nog nooit aan dit tempo voorgedaan. Bovendien spelen ook andere stressfactoren mee, zoals versnippering, vervuiling en verharding. Vaak versterken ze elkaar.
Veel soorten kunnen niet reageren op de veranderingen. De biodiversiteit is belangrijk voor ons als mens, maar ook voor het functioneren van het systeem aarde en de ecosysteemdiensten die geleverd worden.
Britt: In de studie ‘Welke boomsoorten of herkomsten voor een klimaatonzekere toekomst’ bespreken Ellen Desie (KU Leuven) en collega’s de mogelijkheid om voor uitheemse soorten te kiezen. Wat is jouw visie?
Kris: We denken vooral aan zogenaamde neo-inheemse soorten die een natuurlijk verspreidingsgebied in Europa hebben en waarvan het groeigebied door klimaatverandering opschuift naar onze contreien. Voorbeelden zijn warmteminnende soorten zoals de tamme kastanje (Castanea sativa) en de okkernoot (Juglans regia). Waren deze soorten heel mobiel, dan zouden ze nu in principe onze contreien kunnen koloniseren. De moseik (Quercus cerris) bijvoorbeeld heeft zijn natuurlijke verspreidingsareaal in Zuidoost-Europa. Was er na de laatste ijstijd meer tijd geweest, dan hadden we de moseik hier waarschijnlijk ook als inheemse soort gehad. De natuurlijke kolonisatie van boomsoorten is immers een heel traag proces.
Britt: Niet iedereen vindt dat we moeten experimenteren met uitheemse soorten, want er is bezorgdheid dat ze de overhand gaan nemen. We strijden immers dagelijks al tegen de vele invasieve uitheemse soorten. Wat denk jij?
Kris: Zoals gezegd denk ik vooral aan het gebruik van neo-inheemse (Europese) soorten, en niet aan soorten afkomstig uit bijvoorbeeld Noord-Amerika of Azië. Soorten van een ander continent hebben hier potentieel een grotere kans om invasief te worden. Hun natuurlijke vijanden komen immers niet mee (cfr. de ‘Enemy Release Hypothesis’).
Daarnaast zien we ook dat er veel minder soorten geassocieerd zijn met deze geïntroduceerde boomsoorten in vergelijking met inheemse of neo-inheemse.
Daarom leggen we in de eerste plaats de nadruk op de Europese soorten.
“Ik denk toch vooral aan het gebruik van neo-inheemse (Europese) soorten. Soorten van een ander continent hebben hier potentieel een grotere kans om invasief te worden en hebben een lagere diversiteit aan geassocieerde soorten.”
Kris Verheyen
Britt: Moeten we vasthouden aan een strikte visie op natuur- of bosbeheer als we in de praktijk vaststellen dat de natuur anders evolueert?
Kris: Doorheen de tijd passen bomen zich aan de lokale groeiplaats aan. Naargelang de herkomst zijn er verschillen binnen een soort. Door soorten met een verschillende herkomst aan te planten, verhoog je de genetische diversiteit en dus ook de potentiële veerkracht. Het kan een zinvolle strategie zijn om bij te mengen met zuidelijke herkomsten. Let op, dat wil niet zeggen dat alle herkomsten uit het zuiden geschikt zijn om hier te groeien. Dat wordt bepaald door alle factoren die een groeiplaats beïnvloeden en niet enkel door het klimaat.
Kwekerijen hebben een beperkt aanbod aan verschillende herkomsten van eenzelfde soort. Ze hebben echter richtlijnen nodig over welke herkomsten we ook in de toekomst kunnen inzetten. Aan dat kader wordt momenteel gewerkt.
Britt: De provincie Antwerpen werkt samen met boseigenaars en bosbeheerders. We merken dat ze veel zin hebben om experimenten te starten. Hoe pakken we dat het best aan?
Kris: Volgens mij is experimenteren heel zinvol, maar dat gebeurt best met wetenschappelijke begeleiding, een duidelijk experimenteel ontwerp en de juiste protocols. Bovendien moeten de resultaten goed gedocumenteerd worden.
Ik denk dat organisaties zoals de Bosgroepen een belangrijke rol kunnen spelen: deze kleinere, flexibele organisaties met veel expertise op het veld kunnen bijvoorbeeld vrijwilligers inzetten voor de opvolging van de experimenten. Er moet dan wel een tandem zijn tussen de organisaties op het veld en de wetenschappelijke instellingen, zoals het INBO of de universiteiten.
Britt: Onze provincie heeft een aanzienlijke oppervlakte aan zandgronden. Op dergelijke gronden lijkt het probleem nog urgenter. Zijn ze gevoeliger voor de klimaatverandering, of speelt er nog iets anders?
Kris: Op zandgronden is de boomsoortenpool nog beperkter. Vallen daar soorten uit, dan blijft er weinig over. Dat heeft deels met historiek te maken en deels met de groeiplaats. Zeker hogere zandgronden zijn een stuk gevoeliger voor droogte: ze houden moeilijk water vast. Langdurige droogte, in combinatie met een beperkt soortenpallet, maakt ze extra kwetsbaar.
Britt: Tot slot: heb je nog tips voor robuuste bossen in de toekomst?
Kris: We moeten opletten dat we niet al onze tijd steken in het nadenken over die nieuwe soorten en daarbij andere maatregelen uit het oog verliezen. We moeten ook kennis opbouwen over het brede pallet aan maatregelen die onze bossen (klimaat)weerbaarder kunnen maken, zoals het creëren van structuurvariatie, het herstel van gedegradeerde bodems, een gericht dunningsbeheer en het vermijden van grote open vlaktes in bossen. Bij elke maatregel die we nemen in het bos, moet het verhogen van de weerbaarheid steeds in het achterhoofd spelen. Als beheerder moeten we dus een klimaat- of weerbaarheidsreflex ontwikkelen.
Britt: Ik hoor het al: dit onderwerp moeten we verder uitspitten in toekomstige edities van ons magazine Zuurstof!
Deel dit artikel
Disclaimer: Hetgeen verwoordt wordt in het artikel van 'Standpunt van' betreft de persoonlijke mening en visie van de externe expert. Provincie Antwerpen kan niet aansprakelijk gesteld worden voor de bijdragen die de externe experts verwoorden.