STANDPUNT VAN VALERIE TROUET
“Een klimaatveilig bos is een veerkrachtig bos met een mix van soorten en functies”
Bio-ingenieur Valerie Trouet bestudeert al meer dan twintig jaar de klimaatverandering aan de hand van jaarringen van bomen. Na haar doctoraat in België timmerde ze met succes aan haar academische carrière in Pennsylvania en Zürich. Sinds tien jaar werkt ze aan het vermaarde Laboratory of Tree-Ring Research in Arizona. Als Full Professor draait ze er mee aan de absolute wereldtop. Ook de Vlaamse media laten haar de laatste jaren geregeld aan het woord als topwetenschapster.
De fascinerende wereld van bomen en de rol die ze hebben in de klimaatstrijd, wereldwijd en in onze provincie: daarover gaat landschaps- en biodiversiteitsadviseur Moïra Heyn in gesprek met Valerie Trouet. Moïra opende het interview met een vraag over Trouets boek ‘Wat bomen ons vertellen’, waarover ze eerder dit jaar al een recensie in Zuurstof schreef.
Om even terug te komen op je boek, wat vertellen bomen ons eigenlijk over geschiedenis?
Valerie: Als dendrochronoloog bestudeer ik ringen van bomen om meer te weten te komen over de geschiedenis van het klimaat. Dat is mijn specialisatie. Maar andere dendrochronologen kijken naar de geschiedenis van bossen of naar de geschiedenis van mensen. Dendochronologie wordt vaak toegepast in de archeologie of de kunstgeschiedenis, bij het dateren van gebouwen, materialen, muziekinstrumenten en artefacten die uit hout gemaakt zijn.
Hoe goed bomen groeien in een bepaald jaar wordt voor een groot stuk bepaald door het klimaat: hoe warm of hoe droog is het dat jaar? Dat vertaalt zich in de vorm van de jaarringen. In een boom van vijfhonderd jaar oud kun je vijfhonderd ringen bestuderen om te weten hoe het met het klimaat in die periode gesteld was. Die informatie wordt opgeslagen in het hout. Zo blijft dit onderzoek ook niet beperkt tot levende bomen. Houtproducten of bomen van archeologische sites – die misschien al duizend jaar geleden gestorven zijn – kunnen we gebruiken om nog verder terug te gaan in de tijd.
Houtproducten of bomen van archeologische sites – die misschien al duizend jaar geleden gestorven zijn - kunnen we gebruiken om nog verder terug te gaan in de tijd.
Kunnen wij die geschiedenis ook achterhalen in de bossen van de provincie Antwerpen?
Klimaatgeschiedenis achterhalen via jaarringen is hier moeilijker. Het was in België zelden te droog of te koud in de zomer om echt een impact op boomgroei te hebben. Een belangrijk gegeven in het gebruik van jaarringen voor klimaatonderzoek, is dat het klimaat een limiterende invloed moet hebben op de groei van bomen.
Als je temperatuurgeschiedenis wil onderzoeken, doe je dat best op een plek waar het in de zomer te koud kan zijn voor bomen om te groeien. Dat kan in Scandinavië of in hoger gelegen gebieden zoals de Alpen. Omgekeerd, als je wilt kijken naar neerslagpatronen of droogte, dan ga je naar droge gebieden zoals het zuiden van Spanje, Griekenland of Marokko. De bomen daar gaan je weinig zeggen over temperatuur want het is er in de zomer warm genoeg om te groeien. De jaarringreeksen kun je wel gebruiken om droogte te reconstrueren, want de bomen hebben er niet altijd voldoende water.
Ga je de extreme weersomstandigheden van de laatste jaren wel kunnen waarnemen in de jaarringen van onze bomen?
De hittegolven waarschijnlijk niet. Een jaarring geeft aan hoeveel een boom gegroeid is in één jaar. In België groeit een boom, laat ons zeggen, van april tot september. Een jaarring kan een weergave zijn van hoe warm het gemiddeld was die zomer. Maar een hittegolf loopt maar twee of drie weken, dat ga je niet zien op die schaal.
Droogtes daarentegen slepen langer aan in de zomer. En dat effect zal je wel kunnen zien in de jaarringen van sommige bomen. Neem bijvoorbeeld de pijnbomen in de Kempen die op zandige bodems staan waar het water snel weg draineert. Die omstandigheden gaan zich wellicht vertalen in smalle jaarringen.
Het onderzoek naar flood rings of overstromingsringen is vrij nieuw. Eiken die aan rivieren groeien, vormen overstromingsringen wanneer hun stammen overstromen en ze niet genoeg zuurstof krijgen. Ze vormen dan een andere soort ring. De anatomie van het hout ziet er dat jaar heel anders uit, zelfs als die overstromingsblootstelling maar één week duurde.
Jaarringen blikken dus terug naar het verleden, maar zeggen ze ook iets over de toekomst?
Om te kijken naar wat er op vlak van klimaat staat te gebeuren, gebruiken we klimaatmodellen. Dat zijn mathematische vergelijkingen met factoren die invloed hebben op het klimaat zoals de hoeveelheid CO₂ in de atmosfeer. Om die modellen te ijken, zijn de klimaatreconstructies via jaarringen heel belangrijk. We hebben klimaatmetingen voor pakweg de laatste honderd jaar, maar met jaarringen kunnen we teruggaan tot meer dan duizend jaar. Je krijgt dus meer data om die modellen te ijken. Daardoor worden ze nauwkeuriger over de richting waarin het klimaat kan evolueren.
Jaarringen vertellen ons ook hoe bomen reageren op verschillende temperaturen en droogtepatronen. Dat is belangrijke info voor het aanplanten en behouden van bossen in het licht van de klimaatverandering. Als je boomsoorten wilt aanplanten, moet je niet alleen weten hoe ze nu reageren op het klimaat, maar ook op het klimaat binnen honderd jaar.
We hebben klimaatmetingen voor pakweg de laatste honderd jaar, maar met jaarringen kunnen we teruggaan tot meer dan duizend jaar.
Er is veel aandacht voor het Wood Wide Web, het concept dat bomen onderling communiceren via ondergrondse schimmels. Gaan bomen dat ook doen bij extreme weersomstandigheden?
In het fascinerende boek Op zoek naar de moederboom toont de Canadese Suzanne Simard aan dat bomen niet in competitie gaan met elkaar, maar eerder een coalitie vormen. Dat doen ze net om extremen als droogte tegen te gaan. Oudere bomen die betere toegang hebben tot licht of tot diepere grondlagen, gaan jonge bomen op het niveau van nutriënten vooruithelpen. Zo zal niet per se de individuele boom maar het complexe bos met jonge en oude bomen als ecosysteem blijven bestaan.
In het fascinerende boek Op zoek naar de moederboom toont de Canadese Suzanne Simard aan dat bomen niet in competitie gaan met elkaar, maar eerder een coalitie vormen.
De laatste jaren zijn er heel wat zware bosbranden geweest. In Siberië, rond de Middellandse Zee, onlangs de sequoia’s in California. Zijn er effectief meer bosbranden? En zo ja, komt dit door de klimaatverandering of door het gewijzigde bosbeheer?
Wereldwijd is men in de vorige eeuw begonnen met op grote schaal bosbranden te doven. Omdat men niet beter wist, omdat men dacht dat men het bos daar beter mee beschermde. Dat maakt dat er in onze herinnering niet veel bosbranden waren omdat die systematisch werden uitgedaan. Ga je terug naar bijvoorbeeld de 19de eeuw, dan waren er wel veel bosbranden. Verschillende bosecosystemen hebben het nodig om eens om de zoveel jaar te branden.
De huidige bosbranden zijn van een andere soort. Ze vallen veel moeilijker te bestrijden. De bosbranden in het verleden waren grondbranden. Die bleven dicht bij de grond. De grassen en struiklaag brandden af, maar de branden werden nooit groot of gevaarlijk genoeg om de kronen van de volwassen bomen te bereiken. Die bosbranden functioneerden als een clean up, die kuisten het bos uit om de tien à vijftien jaar. De onderlaag kreeg keer op keer weer de kans om bij te groeien, en de volwassen bomen bleven bespaard.
In het begin van de 20ste eeuw is men die grondbranden beginnen uitdoven. Daardoor krijg je een bos waar grassen, struiken en jonge boompjes een eeuw lang blijven doorgroeien. Dat creëert een enorme hoeveelheid brandbaar materiaal in het bos. Een bosbrand vandaag is geen grondbrand meer, maar een destructieve brand die tot in de kruinen geraakt en het hele bos kan afbranden.
De klimaatverandering versterkt het risico op een zware bosbrand. In een opwarmend klimaat begint dat brandbaar materiaal nog meer te verdrogen, met natuurlijk nog meer risico voor bosbranden.
Een bosbrand vandaag is geen grondbrand meer, maar een destructieve brand die tot in de kruinen geraakt en het hele bos kan afbranden.
Bij ons gebruikte de mens vroeger de bossen, en ook die grondlagen, intensiever. Ze werden zo “proper” gehouden. Moeten wij met ons klimaat schrik hebben voor grote bosbranden?
De bossen in België zijn van een andere grootteorde dan in Siberië of California. België kan de branden nog wel onder controle houden. De opbouw van het brandbaar materiaal kan je aanpakken door gecontroleerd te branden in periodes dat het veilig is. Of door het bos mechanisch op te kuisen. In België is dat een haalbare oplossing, maar in Siberië is de schaal daar veel te groot voor.
Vormen de grotere bosbranden, bij de vernietiging van koolstofreservoirs, een bron van CO2-emissies?
Door vijfhonderd jaar geleden bomen te planten die gedurende al die tijd koolstof opnamen, hebben we vijfhonderd jaar gespaard. Met een bosbrand is alle koolstofopslag in één klap inderdaad weg. Deze zomer was heel erg, met de bosbranden in het westen van de Verenigde Staten, in California en Oregon. Veel van de bossen daar werden net aangeplant door grote bedrijven als koolstofcompensatie voor hun CO₂-uitstoot. En ja, dat is nu allemaal weg. Het aanplanten van die bomen was daardoor een nuloperatie, niet per se een bron van nieuwe emissie. Wat opgenomen werd, stootten ze gewoon terug uit bij een brand.
Tegenover de hoeveelheid CO₂-uitstoot en de vraag hoe we die moeten verminderen, staat dat de koolstofcyclus van bomen ook maar voor ongeveer een kwart van de compensatie verantwoordelijk is. Dat moeten we niet vergeten. Van alle CO₂ die wij uitstoten, neemt de aarde ongeveer de helft terug op: de helft daarvan via het land, en de andere helft via de oceanen. En binnen het land hebben we niet alleen de bossen, maar ook alle andere ecosystemen.
Met een bosbrand is alle koolstofopslag in één klap inderdaad weg.
Inderdaad, op land zorgen moerassen en venen ook voor een enorme opslag, meer dan de gematigde bossen.
Klopt. En er zit bijvoorbeeld ook heel wat opslagcapaciteit in de bosbodems. Het is moeilijk te kwantificeren hoe bosbranden en klimaatopwarming daar een invloed op hebben.
In hoeverre moeten we ons zorgen maken dat bosecosystemen zoals het regenwoud verdwijnen en veranderen in een heel andere biotoop als de savanne?
Het doet me pijn als ik zie wat er gaande is in Brazilië, hoe het ecosysteem daar aan het verdwijnen is. De politiek heeft zoveel invloed op dit kantelmoment. Hoe dichter bij de evenaar, hoe tropischer en complexer het bos. De biodiversiteit is er groter, alsook de interactie met de verschillende lagen in het woud. Je kan dat niet zomaar opnieuw creëren. Het duurt vijfhonderd tot duizend jaar om de fijngevoelige interactie tussen de planten, dieren, schimmels, kortom van het hele ecosysteem, terug op te bouwen.
Hoe kijk je naar de trend om meer met bio-based materiaal zoals met hout te werken voor consumptiegoederen en verpakking? Is de bio-based economie een zegen of een vloek voor onze bossen en klimaat?
Ik ben een enorme voorstander van bio-based materiaal. Ten eerste moeten we af van plastiek als verpakkingsmateriaal omdat dat van fossiele brandstoffen gemaakt wordt. De tweede reden heeft te maken met de complexiteit van het bosecosysteem. Je hebt oude bomen en jonge bomen. Pioniersbomen zijn bomen die goed in open vlaktes groeien om daarna oudere bomen meer kansen te kunnen geven. Maar die pioniers worden niet ouder dan tachtig jaar. Met hun hout kan je geen duurzame gebouwen bouwen, maar wel iets anders doen. Met het waardevolle hout van een eik van vijfhonderd jaar kan je een huis bouwen dat misschien opnieuw vijfhonderd jaar standhoudt. Dat is beter dan een bosbrand waarmee alle CO₂-opslag terug de lucht in gaat. Je moet de opslag dus niet alleen koppelen aan bomen, maar ook aan het hout. Ik vind het een spannende evolutie te zien hoe er bijvoorbeeld ook in architectuur meer nagedacht wordt over houten wolkenkrabbers.
Maar gaan we door de grotere vraag naar hout niet te veel inzetten op korte cyclushout en minder op duurzaam bosbeheer? Dat gaat dan ten koste van het beheer van oude bomen.
Het moet in evenwicht zijn. Om een bos met oude bomen te kunnen huisvesten, heb je ook een fase nodig met pioniersbomen die maar een beperkte levensduur hebben. Mijn boodschap is vooral om van de complexiteit van een bos maximaal gebruik te maken.
In onze regio worden er wekelijks bomen gekapt voor bouwprojecten of andere projecten. De meeste vergunningen worden goedgekeurd, onder voorwaarde van compensatie, vaak via de aanplant van individuele bomen of binnen een klein landschapselement. Hoeveel kans hebben deze bomen nog om uit te groeien tot volwassen bomen onder de toekomstige omstandigheden?
Dat hangt vooral af van hoeveel bomen je plant en waar je dat doet. Een individuele boom kan je gemakkelijk onderhouden, water geven als het nodig is. Grootschalige compensatieprojecten dreigen al eens te mislukken. Kijk naar Turkije waar president Erdogan tien miljoen bomen heeft aangeplant. Daar leeft na tien jaar bijna geen enkele meer van. Bomen aanplanten is gemakkelijk, ze in leven houden en ze tot een bos doen evolueren, is veel lastiger. Compensatie mits goed beheer is oké. Maar neem ook hier weer de vraag mee wat je gaat doen met het hout dat je kapt.
Bomen aanplanten is gemakkelijk, ze in leven houden en ze tot een bos doen evolueren, is veel lastiger.
De provincie wil met haar klimaatplan een meer klimaatveilige provincie maken die klaar is voor de toekomst. Heb jij nog een advies specifiek voor ons bos- en bomenbeleid?
Ik zou vooral de complexiteit van het bos in acht nemen. Kijk naar de demografie binnen een bos, de diversiteit en de veerkracht van een bos. Een klimaatveilig bos is een veerkrachtig bos dat lange tijd kan voortbestaan met een mix van soorten, een mix van lagen en een mix van functies.
Als je een bos plant, moet je niet alleen nadenken hoe het duurzaam kan gebruikt of beheerd worden en wat de koolstofopslag is, maar ook wat de rol is in de gemeenschap. We hebben door corona ontdekt hoe belangrijk een bos is om te kunnen ontsnappen en frisse lucht in de natuur te vinden. Zonder steun van de gemeenschap krijgen bossen ook minder kansen.
Denk ten slotte ook na over het houtgebruik van het bos. Als we jonge bomen aanplanten waarvan de levenscyclus na tachtig jaar op natuurlijke wijze is afgelopen, kunnen we hun nut verlengen door het hout te gebruiken.
Vlaanderen en onze provincie zetten in op bosuitbreiding. Dat is niet evident door het gebrek aan ruimte. Wat denk jij van het idee om meer houtige gewassen in het landschap in te brengen? Denk maar aan kleine landschapselementen zoals houtkanten, hagen of bomenrijen.
Dat is zeker een goed idee. Het mag zelfs nog een stap verder gaan: in steden, in parken, in het straatbeeld. Individuele bomen spelen een belangrijke rol. Alleen al om hun schaduwfunctie, temperatuurreductie en verbetering van de luchtkwaliteit. Vergroening is ook heel belangrijk voor het algemene welzijn van mensen, zeker in een dichtbevolkt gebied als Vlaanderen. Bossen aanplanten gaat daar altijd in concurrentie met watergebruik, landbouw, enzovoort. Kleinschaligere aanplantingen zijn ook een belangrijke manier om dat aan te pakken.
Ik vind het opvallend dat je bij bossen ook de concurrentie voor water vermeldt. Want ik denk niet dat daar in België al vaak op die manier naar gekeken wordt.
Waarom zijn al die bomen in Turkije gestorven? Bomen hebben ook water nodig. Mensen hebben water nodig, landbouw heeft water nodig. Er is geen one fits all solution als het gaat over de strijd om ruimte.
Dankjewel voor dit fijne gesprek!
(Met dank aan collega Yves Pepermans voor zijn boeiende vragen)
Deel dit artikel